Door Simon Deurloo
Julius Vischjager noemde zichzelf de ‘Binnenhofnar’ maar deze journalist en kunstenaar was voor de Amsterdamse PvdA en speciaal de afdeling Oost minstens zo belangrijk.
Conservatoriumstudent Vischjager kwam in 1970 binnenlopen bij de Afdeling Transvaal-Oosterpark, een voorloper van de afdeling Oost. Hij had toen al enige faam opgebouwd als Kabouter, de partij van de provo’s, maar hij was al jaren lid van de Partij van de Arbeid.
Zijn bijdragen in de vergaderingen waren niet altijd even goed te volgen. Je werd soms afgeleid door het feit dat hij een rode kaboutermuts of een vergiet op zijn hoofd droeg. Bovendien hoorde hij, zoals zoveel mannen in de politiek, graag zichzelf praten.
Het grootste probleem was zijn verwardheid. Verwardheid die voortkwam uit het grote verdriet van de moord op zijn ouders in de Tweede Wereldoorlog. Als kleuter werd hij uit de Hollandse Schouwburg gered. Hij overleefde als onderduiker, zijn ouders werden in de kampen vermoord. Hij was een levende herinnering aan de Shoah – de moord op de Europese Joden.
Hij mocht soms dan wel in de war zijn; hij was over het algemeen zeer goed gemutst. Dat maakte zijn inbreng goed te verdragen. Hij was bij tijd en wijle ook briljant en hij heeft prachtige stukken geschreven in de gevestigde media. Hij was bijna cultureel attaché in Roemenië. Als hoofdredacteur, verslaggever, fotograaf en uitgever van eenmansblad The Daily Invisible bracht hij zijn handgeschreven teksten (‘Ik tik niks uit, ik ben al getikt’) later zelf op stadsterrassen aan de man.
Hij had geen contact met familie en zijn verwardheid zorgde ook voor eenzaamheid. De journalistiek, de landelijke politiek en de Grachtengordel, en dan vooral de Partijleden, hadden hem echter liefdevol opgenomen. Het hielp hem in zijn sombere perioden.
Zijn humeur was altijd feilloos in zijn pianospel te horen. Slecht en harkerig als hij boos was, frivool als hij vrolijk was, zwaar en dreigend als hij in een sombere periode zat. En tot tranen roerend mooi als hij met gevoel speelde. Hij nam niet voor niks het initiatief om vertederingsconcerten te geven voor politici.
In de politiek hamerde hij ook steeds op het belang van cultuur. Toen ik voorzitter was van de afdeling Oost belde hij mij vaak. Of ik wel wist hoe belangrijk muziek voor kinderen was? En of er bij de vergaderingen van de Partij niet altijd een goed gestemde piano aanwezig kon zijn. Zoiets zou zeker bijdragen aan de sfeer.
Vorig jaar op 1 mei, de Dag van de Arbeid, had het afdelingsbestuur van de PvdA Oost een maaltijd voor oudere leden georganiseerd. Het was een buitengewoon gezellige bijeenkomst met leden die echt heel oud waren en sommigen van wie je niet kon geloven dat ze echt al zeventig plus waren; en Julius. Zoals altijd nam hij een plaats apart in. Toen ik hen ophaalde op de Transvaalstraat was hij enigszins verbaasd. Hij ging vervolgens graag mee nadat hij eerst nog een stukje Scarlatti voor mij had gespeeld. ‘Er is straks toch wel een piano?’
Julius werd 6 oktober jongstleden gevonden in het water langs de Oranje-Vrijstaatkade.
Zijn nagedachtenis zij tot zegen.
Portret Julius Vischjager © Nationaal Archief / Bert Verhoeff / Anefo