Het gaat op bijna alle gebieden beter met Amsterdam Oost. De economie bloeit en steeds meer mensen doen weer mee. Toch blijft er een grote groep jongeren die de weg naar een goede stage of goed werk niet weet te vinden. Jeugdwerkeloosheid is een hardnekkig probleem waarvoor geen simpele oplossing voorhanden ligt.
Wanneer jongeren niet de kans krijgen om mee te doen is dat niet alleen een gemis voor de jongeren zelf, maar voor ons allemaal. Goed werk of een goede stage is namelijk meer dan alleen dat: het is een essentieel onderdeel van een eerste stap als volwassen Amsterdammer. Voor een groot deel van deze jongeren liggen er namelijk genoeg alternatieven om geld te verdienen op een andere manier. De kranten staan bol van de berichten over jongeren die gezwicht zijn voor de criminaliteit en het snelle geld verdienen, alternatieven die jongeren buiten de samenleving plaatsen en niet duurzaam zijn voor henzelf of voor de stad.
Begin dit jaar besloten Stijn Nijssen (voormalig stadsdeelcommissielid in Oost namens de VVD) en ik dan ook om een ongevraagd advies in te dienen. Ons doel: het stadsdeel oproepen om netwerken te verbinden, door werelden die voorheen niet met elkaar in contact waren met elkaar in contact te brengen. En door de kansen die onze bloeiende stad biedt – op een laagdrempelige manier en in onze eigen buurt – te koppelen aan de eerste stap die onze jongeren zetten.
Onze stadsdeelvoorzitter, Maarten Poorter, is hier keihard mee aan de slag gegaan en op dinsdag 9 september was het zover: een grote bijeenkomst met lokale ondernemers, jongerenwerkers, mensen uit het onderwijs, relevante stichtingen en jongeren zelf. Met ruim 40 aanwezigen zijn we in gesprek gegaan op een inspirerende locatie: de Muys. Een plek waar jongeren welkom zijn om zich te ontwikkelen en te werken op een zo laagdrempelig mogelijke manier. Een plek waarvan we er in Amsterdam meer kunnen gebruiken.
De verwachtingen waren hooggespannen maar werden desalniettemin ruimschoots overtroffen. In groepjes gingen we in gesprek over hoe jongeren het beste een goede baan of stage konden binnenslepen. De conclusies van de verschillende tafels kwamen grotendeels overeen: met kortere lijntjes tussen alle relevante partijen, van ondernemers en jongerenwerkers tot de jongeren zelf, en door samen met elkaar te zoeken naar een passende plek. Zoals Maarten in zijn slotwoord mooi wist samen te vatten: ‘’het bij elkaar zien van zoveel verschillende werelden die normaal langs elkaar heen leven op één plek, is al fantastisch. Dat was de bedoeling en dat moeten we vasthouden’’.
Wat mij persoonlijk bijbleef was iets dat een mevrouw aan mijn gesprekstafel zei: ‘’Durf klein te denken’’. De problemen waar jonge Amsterdammers door de hele stad mee te maken krijgen spelen zich af in onze eigen wijken. Onze gezamenlijke grote uitdagingen in de stad bestaan dan ook uit kleinere uitdagingen in onze buurten. Dit voorstel, en de fantastische uitvoering daarvan, laat zien dat klein denken zin heeft; veel lokale ondernemers willen zich inzetten voor hun buurt door hun jonge buurtgenoten direct te helpen. Het bij elkaar brengen van deze kleine werelden, die normaal langs elkaar heen leven, voelt als een eerste stap op het juiste pad. Een pad waarop wij als buurt voor onze jongeren een goede toekomst kunnen bieden en als stad een nog mooiere stad worden.